Een andere WordPress.com site

Deze kerst zou het anders zijn, had ik besloten. In plaats van de benen uit m’n lijf te rennen in het restaurant zou ik voor het eerst thuis met de kinderen genieten van de kerstgezelligheid. Beelden van vroeger kwamen naar boven en deed me verlangen naar rust en geborgenheid. Ik zag het al helemaal voor me; familie rond de kerstboom, gezellig kerstliedjes zingend en dan cadeautjes uitpakken en ’s avonds lekker eten.

De dozen met kerstspullen had ik op tijd van zolder gehaald en alles smaakvol opgehangen en neergezet. De jongens hadden geholpen met de kerstboom optuigen, op hun manier dan. De glinsterende Lametta-sliertjes hadden ze met handenvol in de boom gesmeten. Het zag er niet uit, maar ik had niks veranderd. Hun stralende snuitjes zeiden genoeg. Dit was hún boom.

De kerstboodschappen doen was ook een uitdaging. Het leek wel of half Middelburg nu net in die ene winkel moest zijn. En dat met een schreeuwlelijk in de buggy en de ander die vrolijk verstoppertje ging spelen in de supermarktgangen. Iedere keer kwam hij aanzetten met een andere trofee. Vol overtuiging zeggend: ‘Is lekkuh mama’ en het dan verwachtingsvol naar mij omhoog houdend. Het werd dus een heuse kerstspeurtocht voor mij, want hij weigerde pertinent het terug te zetten en vloog alweer de volgende gang in.

Inmiddels had de jongste – naar vaste gewoonte – een flinke boodschap in z’n luier gedaan. Want ja, daarvoor ga je naar de winkel! De zware lucht prikkelde mijn neusgaten als ik wat in het buggy-netje deed. En als extra attentie voor zijn boodschap zette hij z’n decibellenniveau alsmaar hoger. Snel laadde ik de laatste producten in en sloot aan bij de lange rij voor de kassa. Personeel en klanten keken me misprijzend aan. Ik verstoorde heel de kerstsfeer! Een vriendelijke dame liet ons voor, ondertussen aan haar hoorapparaat friemelend. Met het schaamrood op m’n kaken zette ik snel alles op de loopband, ondertussen hield ik de oudste stevig bij z’n capuchon vast. Nou ja, ik mocht voor, dat was in ieder geval een pluspunt.

Eerste kerstdag begon gelijk goed. Voor dag en dauw waren ze al op, want het was kerst! De heren hadden geen geduld om op de broodjes uit de oven te wachten, want ze hadden de cadeaus onder de kerstboom zien liggen. Om de lieve vrede te bewaren gooide ik gauw m’n planning om en scheurden de jongens het papier van de cadeaus af. Ook van de cadeaus die niet voor hen waren, maar hun moordlustige blik weerhield me ervan er wat van te zeggen. Daarna was het één en al ruzie, want wat de één aan speelgoed had, wilde de andere persé hebben. De hele dag stond die ene kerst-cd knoerhard op, want die vonden de jongens zo mooi. En als de één een dutje ging doen, was de ander hyperactief aanwezig, en andersom.

Uitgeput snakte ik ’s avonds naar het speciale kersttoetje, zodat ik de heren erna in bad en bed kon doen. Hè hè, eerst die stomme CD uit! Ik kon eindelijk op de bank gaan zitten. De stilte sloeg op m’n oren en verbijsterd keek ik in het rond naar de restanten van eerste kerstdag. Wat een puinhoop! Ineens verlangde ik hevig naar die ouderwets gezellige kerst ……. in het restaurant!

© 20101222 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: Maak een lijstje met herinneringen over kerst. Kies er eentje uit en schrijf er een verhaal over. Dik het verhaal aan, vanuit je ware herinnering mag er niet-ware fantasie vloeien.

de treiterende tergend langzame slakken
meestal een hoedje of een vis
ik zou ze aan stukken willen hakken
de treiterende tergend langzame slakken
zijn wijfelend over de wegen aan het kakken
ze zijn mijn grootste ergernis
de treiterende tergend langzame slakken
meestal een hoedje of een vis

©2008 Jacqueline Willemsen-de Kort

Belangstellend springt ze naast mijn glas.
Ogen gefixeerd op beweging, oren op geluid.
Belletjes rijden in file door ‘t glas
in andersom-zwaartekracht,
springen enthousiast de vrijheid tegemoet.
Als omgekeerde sprinklers blussen ze mijn dorst.
Knipperende knikkerogen en trillende tastharen
trekken aan, schrikken af.
Een half geheven poot gevangen
in onzichtbare marionettendraden.
Snuffelend worden ware waterlucht
en bubbelende bellen gevangen.
Een strenge blik volgt elke slok.
De files lossen langzaam op, het water
stroomt in mij. Ineens zit ze
niet meer aan mijn zij.

© 20101215 Jacqueline Willemsen-de Kort

 

 

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: schrijf een prozagedicht over een water-herinnering. Maximaal 25 regels.

Net wakker geworden, nadat ik een gat in de dag heb geslapen na m’n nachtdienst, schuif ik de gordijnen in de woonkamer open. Een zuinig zonnetje schijnt de verlaten straat in. Hoewel, nee toch niet helemaal verlaten. Er komen twee hoofden omhoog vanachter de Ligusterheg. Buurtjes Jan en Mien zijn hard bezig hun keurige voortuin nog strakker in het stramien te zetten. Ik vind het zo knap, alles is onberispelijk, er staat zelfs geen grassprietje scheef. Onwillekeurig vergelijk ik hun tuin even met mijn treurig probeersel. De Afrikaantjes die ik een maand geleden heb geplant kijken me bruin verschrompeld bestraffend aan.

Ik zet m’n raam open en knik even ter begroeting als er twee paar ogen mijn richting opgaan. Ik zie de afkeer over Mien’s gezicht glijden. ‘Ze houdt niet van Dolle Mina’s’, heeft ze me toegesnauwd toen ik bij onze kennismaking vertelde dat ik een werkende alleenstaande moeder ben. Vlug laat ik me in mijn grote leunstoel zakken, verscholen achter een krant. De frisse wind laat de pagina’s ritselen en neemt en passant de conversatie van de buren mee.

‘Jan, schiet nou toch eens op, het is koffietijd. Ik hoorde net de klok drie uur slaan’.
‘Ja ja, ik ben bijna klaar’.
‘Ik neem alvast de emmer mee naar binnen, want je hebt er weer eens een rommeltje van gemaakt’.
‘Een man zonder vrouw is als een paard zonder teugel, m’n lieve Mientje!’
‘Och Jan, stil toch! Dadelijk horen de mensen het.’

Ik hoor de voordeur met een klap dichtgaan en nijdige passen weerklinken door de gang.
‘Nou, ik zeg toch niks verkeerds’, hoor ik de buurman in zichzelf mompelen. Stiekem gluur ik over het binnenlands nieuws naar de beige stofjas die heen en weer beweegt achter de heg. Ik heb meelij met Jan. Het is zo’n lieverd, hij is altijd in de weer voor zijn vrouw en aanbidt zowat de grond waarop ze loopt. En zij? Zij loopt de hele dag tegen hem te grauwen en te snauwen. Hoe houdt hij dat toch vol, vraag ik me verbaasd af.

Ineens draait Jan zich om, net alsof hij voelt dat ik naar hem kijk. Hij laat het schepje uit zijn rechterhand vallen en doet langzaam één voor één de knopen van zijn stofjas los. Ondertussen houdt hij mijn blik gevangen. Z’n jas dwarrelt als een camouflagenet over de Rododendron heen als hij deze achteloos weggooit. Zijn staalblauwe ogen houden mij nog steeds in zijn ijzeren greep. Nu stapt hij dwars door de heg en staat ineens vlak bij me op de groen uitgeslagen tegels voor mijn raam en kleedt zich verder uit. Ik verstijf van angst. Wat gebeurt híer nu? Jan klopt op het raam en roept dat ik hem binnen moet laten. Klop, klop! Steeds harder.

‘Hee mam, doe eens open, ik ben m’n sleutel vergeten!’ roept m’n dochter op het raam bonkend. Met zweet in m’n handen probeer ik de realiteit wakker te laten worden. Gauw sluit ik haar in m’n armen nadat ik de voordeur heb opengedaan, mijn bonkend hart tot bedaren brengend.
Ze worstelt zich geïrriteerd los en roept: ‘Hè mam, doe niet zo raar!’, terwijl ze de trap oploopt naar haar kamer. Haar jas dwarrelt als een camouflagenet over me heen.

© 20111208 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: we hebben in de les een directe dialoog geschreven over de afbeelding van een wat ouder echtpaar, werkend in de voortuin, ongeveer jaren 50-60. Hij zit op z’n knieën met een stofjas aan, zij houdt een emmer vast. Schrijf met je dialoog in je achterhoofd een kort verhaal waarin één van de twee personen de hoofdpersoon is. Tijdens of vlak na het tuinieren gebeurt er iets dat het leven op z’n kop zet. Maximaal 1 A4.

Het land van de zon.

Egypte, het land van de zon; onze droomreis, zeven jaar voor gespaard. Ook een spannende, want niemand van ons gezin had ooit gevlogen. Voor mij nog specialer, want hoe zou dat gaan nu ik in een rolstoel zat.

het land van de zon

We waren echt vreemdelingen; de taal konden we ons niet eigen maken en zelfs met Engels konden we nauwelijks terecht. Het contact met de Egyptenaren werd tevens vertroebeld omdat overal geld voor werd gevraagd. Opdringerige verkopers klampten zich aan je vast, hardnekkig volhoudend: “One Euro, one Euro!!” Het is nu thuis een gevleugelde uitdrukking geworden.

Egypte, land van imposante indrukken, neem alleen al het verkeer. Alles raasde vlak langs elkaar, daartussen sukkelden ezelkarren met hoog opgetast suikerriet. Het toppunt was toen onze bus, die stevig doorreed, werd ingehaald door een brommertje.

Egyptische mannen dragen jurken (djellaba’s), vrouwen zijn bedekt. Mannen mogen met meerdere vrouwen trouwen, maar worden geacht hun geld en aandacht evenredig tussen hen te verdelen. Als je mooi wil worden bevonden als vrouw met een maatje meer, ga dan naar Egypte, want dan beteken je voorspoed.

Verpletterend waren de rijke cultuurmonumenten, waarbij we ons eerbiedig en nietig als een miertje voelden. En dat te midden van enorme armoe. Vrouwen deden de was in de Nijl tussen de rijstvelden, ernaast een smalle groenstrook met ronkende aggregaten, dan wat lemen hutjes met strooien dak en satellietschotel, daarna alleen woestijn en brandende zon.

Kippenvel kreeg ik toen we tegen zonsondergang in Kom Ombo waren. De stenen met medische hiëroglyfen dampten nog van de hete zon, lichten maakten de tempel tot een Disney-sprookje en daarbij klonk de gebedsoproep vanaf de minaret.

Maar wat mij het meest opviel was wat er ontbrak. Zelfs de nieuwste hotels aan de kust hadden geen zonnepaneel. En dat in het land van de zon.

© 20101201 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: we hebben in de les associaties gemaakt bij afbeeldingen. Kies er één uit en schrijf er een column over van maximaal 300 woorden. Start met een pakkende beginzin en eindig met een pointe; een regel die te denken geeft.

Ik controleer drie keer of m’n voordeur op slot is en voorzichtig loop ik aan de linkerkant van de stoep, m’n vertrouwde bruinleren aktetas onder m’n arm knellend en m’n voeten midden op de tegels zettend. Als ik bij dat groene hekje ben zonder op de randjes te hebben gestaan, dan ben ik veilig, maalt het door m’n hoofd. Ik concentreer me nog meer want het is nog zeker vijf meter en ik mag geen fouten maken. Vlug kijk ik even of er geen tegenliggers komen, maar de kust is veilig en m’n ogen zakken weer neer. M’n rechterhand houdt in m’n jaszak krampachtig de geluksmunt vast, want dat helpt.

“Hallo Jan”, schalt het over de stille straat.
Van schrik zet ik bijna m’n voet verkeerd neer, maar kan hem nog net corrigeren. M’n hart bonkt in m’n ribbenkast. Pfoe, dat was op het nippertje! Uit m’n ooghoeken zie ik een groot gevaarte, wapperend in felle kleuren, de weg oversteken.
“Hallo”, roept ze nogmaals.

Eerst doe ik net alsof ik haar niet gehoord heb en probeer voorzichtig een stap voorwaarts te doen, want ik ben nog niet veilig. M’n vingers knijpen de munt haast fijn, ik voel hem zowat smelten tussen m’n bezwete vingers. Maar voordat ik m’n voet heb kunnen neerzetten staat ze al bij me, hijgend en puffend met een uitpuilende boodschappentas.
“Wat ben ik blij jou te treffen”, zegt ze samenzweerderig en ze legt haar hand op mijn mouw.
Snel trek ik m’n arm weg, ik wil niet dat ze me aanraakt. Gauw tel ik de bomen langs de straat.

Ik voel haar dichtbij. Haar zoete parfum omringt en bedwelmt me. Haar wilde blonde krullen dansen om me heen en willen me vangen. Haar rode lippen worden alsmaar groter, willen me opslokken. Help, ik zie de bomen niet meer!!

“Jan, kun je me even helpen met m’n tas?”, hoor ik uit de verte. Langzaam voel ik mijn lichaam weer terugkomen.
“Ik ben toch zo blij dat ik naast zo’n aardige buurman als jij ben komen wonen”, ratelt ze verder, zonder zich om mij te bekommeren. “Als je nu even m’n tas binnenzet, dan kun je gelijk een kopje koffie bij me komen drinken. Dat heb ik nu al zo vaak aan je gevraagd. En ik heb heerlijke koekjes bij de bakker gehaald. Je weet wel, bij die goeie bakker, die op het plein zit, want die andere vind ik maar niks. Haha, dat is pas een echte koekenbakker.” Ze kijkt me lachend aan, haar tanden glinsteren veel te wit. “Of moet je soms naar je werk?”, als ze m’n aktetas ziet.

Me vastklampend aan de uitweg knik ik snel drie keer en mompel: “archief”.
“O, sorry Jan voor het oponthoud, ga maar gauw. Ik red me wel met m’n tas, ik ben er nu toch bijna. Kom je dan vanmiddag een bakkie doen?”
Ik maak een vage beweging en ze pakt haar tas van de stoep.
“Ik reken op je hoor!”
Haar tanden komen klakkend op me af. Ik knijp m’n ogen stijf dicht totdat ik haar voordeur hoor dichtvallen.

Voorzichtig tel ik de bomen tussen m’n oogharen door en concentreer me op m’n voeten. Tot het groene hekje, dan ben ik veilig…..

© 20101124 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: in deze les ging het over personages, theorie over protagonist en antagonist gekregen, twee hoofdpersonages of twee groepen van personages die elkaars tegenstrevers zijn. De klassieke verteltraditie is als volgt;
a. er is een rustige beginsituatie, protagonist staat centraal.
b. de rust wordt verstoord door het optreden van de antagonist.
c. er ontstaat een streven naar herstel van de rust; dit streven leidt tot een crisis.
d. deze crisis voert naar de climax van het verhaal.
e. ten slotte komt er een oplossing, al dan niet een herstel van de beginsituatie.

O nee hè, niet weer!! Kreunend verstop ik m’n hoofd onder het dekbed voor het geloei van het inbraakalarm van het pakhuis op de hoek. Dat is nou al de derde keer deze week! M’n ergernis groeit en zuchtend ga ik op de rand van m’n bed zitten. Het is nog donker, maar verder slapen lukt nu toch niet meer. Ik wrijf de Klaas-Vaak-resten uit m’n ogen en kijk op de wekkerradio hoe vroeg het is, m’n voeten automatisch zoekend naar de achteloos uitgegooide pantoffels onder ‘t bed. Pffft, ’t is pas half zes! Ik strijk m’n haar naar achteren en bedenk dat ik maar vier uurtjes slaap heb gehad. Inmiddels heeft m’n rechtervoet al beet, maar m’n linker- moet geholpen worden. Kreunend zak ik op m’n knieën en graai in ‘t stof naar de weggekropen helft. Hebbes!

M’n badjas dichtknopend slof ik over de koude gang naar de wc. Brrrr, de bril is zó koud, bijna hoef ik niet meer. Maar m’n dijen verwarmen de kille rand en langzaam laat ik de nacht uit mij stromen. Voorovergebogen kijk ik peinzend naar de half losgelaten kitrand op de vloer en besluit deze vandaag eindelijk eens te gaan repareren, net als elke ochtend. Na drie keer tjoempen besluit de oude stortbak het toch te doen en ik loop naar de keuken om m’n handen te wassen.

Midden op de eettafel liggen de papieren van vannacht uitdagend naar mij te knipogen. M’n éérste échte opdracht, binnengesleept tijdens de drukke vernissage in de galerie van Anouk. Ik voel me trots en gloei van binnen. In een opwelling besluit ik snel wat kleren aan te trekken en mezelf te trakteren op een bakje koffie bij de Mac aan de gracht.

Zie mezelf nu eens lopen, bedenk ik me als de voordeur achter me dichtvalt. Dit had ik nooit verwacht. Zo snel al na m’n afstuderen……
Vandaag word ik prof, giechelt het ergens achter in m’n hoofd.

De stad ontwaakt steeds verder, nog nagalmend van de inmiddels verstomde sirene. Nieuwsgierig vraag ik mezelf af: zal ik net uit bed gestapt over de brug slenterend een ander worden?

© 20101110 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: tijdens de les hebben we door willekeurig drie cijfers te kiezen, een “zal ik”-zin samengesteld. Dit is een beslissingsmoment of een moment waarop een verwachting al dan niet wordt ingelost. Het effect hiervan is onzeker. Gebruik deze zin in een verhaal, maximaal 3/4 A4. Het verhaal hoeft niet af te zijn.

Eerste schooldag

Gespannen, maar vol verwachting voor deze grote stap naar volwassenheid, ging ik op mijn nieuwe fiets – met wel drie versnellingen – de lange Statenlaan af, op weg naar de barakken die het komende jaar mijn middelbare school zouden vormen. Onder de rubberen snelbinders de dikke boekentas die, kenmerkend voor brugpiepers, mijn stalen ros zowat achterover deed kiepen.

Mijn moeder had nauwkeurig het lijstje gevolgd dat we van school opgestuurd hadden gekregen en had – met mij in haar kielzog – alles aangeschaft. Van gummetjes en Geo-driehoek tot en met de verplichte leren tas met vakverdeling. Gelukkig had ik wel een rode mogen kiezen in plaats van het saaie bruin. De huurboeken waren keurig gekaft. Mij tot wanhoop drijvend, want mijn moeder had een onnavolgbare techniek, waarbij ze haar zware boezem als extra steunpunt gebruikte. En ik, nog maar twaalf jaar, had daar nog nauwelijks iets, dus hoe kon ik ooit leren kaften?

Mijn glanzende fiets zette ik netjes op slot in het fietsenhok met de stalen golfplaten, die stonden te dampen in de hete zomerzon. De snelbinders sloegen akelig tegen m’n benen en m’n tas plofte in een stofwolk op de grond toen ik ‘m onwennig van de bagagedrager probeerde te halen, een lelijke schram op m’n scheenbeen achterlatend. Vlug keek ik om me heen of ik één van de pesters zag die, zolang ik het me kon heugen, de lagere school tot hel hadden gemaakt, maar gelukkig herkende ik niemand.

Wat onwennig zocht ik een beschut plekje tegen de muur en keek naar alle kinderen die elkaar allemaal al leken te kennen. Elke aanvulling op het schoolplein werd met grote vreugdekreten begroet en de stoere vakantieverhalen vlogen in het rond. De triomf van het nieuwe begin ebde langzaam weg en van lieverlee kwam het nare kriebelende gevoel in m’n buik naar boven dat ik zo goed kende en me hulpeloos deed voelen en weerloos maakte. Net toen ik dacht dat ik het niet meer aankon en weg wilde vluchten, ging de knor en stroomde iedereen druk snaterend naar binnen.

De klassenleraren stonden ons op te wachten in deuropeningen van de lokalen. Druk gebarend loodsten ze ons de vier houten hokken in. Gelukkig zag ik al snel in welk lokaal 1F moest zijn en glipte ik, mezelf onzichtbaar makend, snel naar binnen. De knokige wiskundeleraar die mijn mavo/havo-brugklas onder zijn hoede had, zette de mooie meisjes met gevulde bloesjes vooraan. Toen was ik maar wát blij met mijn kind-uiterlijk, want de man strooide volop roos uit z’n haren rond tijdens z’n brede ribfluwelen gebaren en stonk enorm uit zijn mond, terwijl hij voorover gebogen glurend op de voorste banken leunde. Nadat alle namen waren opgenoemd en we onze vinger hadden opgestoken als aanwezigheidsbewijs, begon de les. Ik voelde me vastgemetseld, zoals Pink Floyd later zo treffend zong: “just another brick in the wall”.


© 20101103 Jacqueline Willemsen-de Kort

Dit is een schrijfopdracht van de cursus ‘Klim in je pen II’ door docente Ester van Meurs van http://www.lettervers.nl.
Opdracht: schrijf je ervaring op van je eerste schooldag van de middelbare school. Maximaal 1/2 A4.